Ik ga in het klooster om Koreaans boeddhisme van binnen uit te beleven. Niet om mezelf te zoeken. Er zijn zo’n 120 tempels die een verblijf mogelijk maken voor buitenlandse gasten, een ‘templestay’. Ik kies Golgulsa omdat het een stoer klooster is waar ze aan vechtsport doen.
Bij het inchecken in de Koreaanse Golgulsa tempel krijg ik een uniform. Gelijke monniken, gelijke kappen. De broek is een traditionele hanbok. Die heeft wijde pijpen, een laag kruis en is vastgesnoerd bij de enkels. In Nederland zou het oneerbiedig een “drollenvanger” heten. Je hijst hem op tot de borst, knoopt hem vast met een koord, en slaat de bovenrand om. Het mouwloze hesje heeft 4 bolvormige sierknoopjes, donglim, een soort zeemansknoop en twee zakken. In die zakken past mooi het opgevouwen dagrooster en de plattegrond. Die zal ik nodig hebben. Het schema is druk en punctueel. Het begint voor zonsopgang om 5 uur met chanten, meditatie en een loopmeditatie naar het ontbijt. Na het ontbijt volgt de martial arts training. De dag is om 10 uur s’avonds pas ten einde. Dan trek ik me terug in een celachtige kamer met een matras op de grond. Mannen en vrouwen gescheiden.
De plattegrond blijkt onmisbaar. Elke activiteit vindt namelijk plaats op een andere plek. Het klooster complex bestaat uit ca. 10 gebouwen, uitgestrekt over een kilometer bergwand. Zo kom je in ieder geval aan je dagelijkse 10.000 stappen en verdiepingen.
De klim omhoog is steil. De bovenbeen spieren worden vanzelf getraind en ik krijg het warm. Maar het loont, want helemaal op de top van de berg zit boeddha. Uitgehakt in de 9de eeuw in de kalkstenen rotswand. Hij kijkt met zachte glimlach uit over het klooster. Om hem heen dansen spiraalvormige vlammetjes. Ik stel me voor dat hij het lichtend voorbeeld is voor de monniken en studenten in dit klooster. Dat zijn er een stuk of tien. Uit de hele wereld komen jonge mensen hier om Sunmudo te leren. Een boeddhistische krijgskunst gericht op de harmonie tussen lichaam en geest. Een dynamische meditatie noemen ze het zelf.
Kosteloos verblijven de studenten hier een jaar. De voorwaarden zijn: geen relatie, vegetarisch eten, geen alcohol, iedere dag om vijf uur op en deelnemen aan de dagelijkse routine. Eén dag in de week is vrij te besteden. Dat lijken me flinke offers voor een adolescent. Een Spaanse studente vertrouwt me toe dat ze het ontbreken van koffie het grootste gemis vindt.
Iedere middag om drie uur geven de kloosterlingen een Sunmudo voorstelling. Het trekt busladingen bezoekers uit het hele land omdat het een gratis uitje is.
Dat Sunmudo is afgeleid van yoga, qi gong en de karate kata’s is duidelijk te zien. Van de Europese studenten ben ik nog niet onder de indruk. Hun bewegingen ogen houterig. Pas als de Koreaanse master ten tonele verschijnt stijgt mijn bewondering voor de soepele en krachtige bewegingen, hoge sprongen en de verbluffende balans.
Verblijven in deze tempel betekent niet alleen kijken, maar zelf actief deelnemen. ‘s Avonds is het mijn beurt om de krijgskunst te beoefenen. We doen verschillende houdingen vernoemd naar een dier, de draak, het hert en de aap. Dat blijkt toch lastiger dan gedacht. Monkey see, monkey do. Bij oefeningen die simpel ogen blijkt plots evenwicht een enorme uitdaging. Zelfs de meester schiet af en toe in de lach bij het zien van de harkerige, tuimelende gasten.
De meditatie momenten zijn heerlijk. Helemaal als we dit doen in de zon, op de rotsen uitkijkend over de zee in de ochtend. Maar het valt me niet mee om te voegen in de strenge discipline. De driemaal daagse vegetarische maaltijden van rijst met verschillende groentes en kimchi in de tl verlichte kantine, zijn nauwelijks bourgondische hoogtepunten in een verder ascetisch leven.
De dertiger Sarah uit Engeland is hier al bijna twee jaar. Ze vertelt dat ze hier net als wij op een “temple-stay” kwam. Ze voelde al na een dag een bijzondere klik en intense verlichting. Reden om haar werk op te zeggen en zich hier te bekwamen in de vechtkunst, de meditatie en het boeddhisme. Nu wijdt ze ons in in de do’s en don’ts. Bij het binnenkomen van de tempel buig je voor boeddha. Het is niet zo dat ze een God aanbidden. Ze tonen hiermee dankbaarheid voor zijn wijze lessen. De geschiedenis vat ze beknopt samen: in Korea ontstond na confucianisme en boeddhisme nu consumentisme. Tijdens het verblijf in de tempel val ik niet ten prooi aan de wereldse verleidingen.
Al na twee dagen voel ik me Koreaanse monnik en verandert er iets in mijn beleving. Ik begin respect te ontwikkelen voor de keuze van deze studenten. De Sunmudo voorstelling zie ik met andere ogen. Met ontzag kijk ik nu naar de Europeanen die het hert en de aap gebalanceerd en beheerst uitvoeren.
Als ik na drie dagen de tempel enigszins opgelucht verlaat, is de vrijheid daarbuiten opnieuw een groot goed. Toch kijk ik met andere ogen naar de passerende monniken op het station. Ik weet nu wat voor leven ze gekozen hebben. De schreeuwende reclameborden, harde muziek en mensenmassa komen ongefilterd binnen. Tijd om me even terug te trekken in een stijlvol cafeetje met plantjes voor koffie. Mijn moment van verlichting bereik ik met een perfecte cappuccino en stukje huisgemaakte worteltjestaart.
Kommentare